PAUS JOHANNES PAULUS II

WIJDT DE WERELD IN HET DERDE MILLENNIUM

TOE AAN HET

ONBEVLEKTE HART VAN MARIA

 

Tijdens het

Jubileum van de Bisschoppen in het Heilig Jaar 2000

 

 

Toegewijd zijn aan……

Een vraag die de laatste decennia gesteld wordt, zowel uit eigen belang als om oecumenische misverstanden over Katholieke gebruiken te vermijden, is wat het betekent om toegewijd te zijn aan een persoon anders dan God. Doet zo’n toewijding geen afbreuk aan de verering van God?
Ja, kunnen we wel toegewijd zijn aan iemand anders dan God? Om misverstanden te voorkomen, de Heilige Stoel spreekt gewoonlijk over toevertrouwd zijn; we zullen zien dat beide termen toepasbaar zijn, afhankelijk van de omstandigheden.

Wat is toewijding?

Iets toewijden (consecreren) betekent iets heilig maken. De Nederlandse term consecreren is afgeleid van het Latijnse woord consecrare, wat betekent ‘heilig maken’, om iets los te maken van profaan of alledaags gebruik, zodat het geschikt wordt voor de Goddelijke dienst alleen. Dit ‘afscheiden’ of ‘toewijden’ van een ding of een persoon aan de eredienst wordt vergezeld door ritueel gebed. We zien dit in de Heilige Schrift met de ceremonies uitgevoerd voor de toewijding van de Tempel en zijn inrichting (Num. 7; Ezra 6, 16-17), evenals voor de wijding van de priesters van zowel het Oude als het Nieuwe Verbond (Ex. 29, 1-9; 1 Tim. 4, 14; zie Hand. 6, 1-6 voor diakens).

De Katholieke Kerk gaat door met het "consecreren" van dingen en personen aan God. Echter, sedert het Tweede Vaticaans Concilie is er onderscheid gemaakt tussen meer plechtige liturgische wijdingen en minder plechtige zegeningen. Kerken, kerkklokken en individuen, geheel bestemd voor de Goddelijke eredienst in plechtige handelingen, worden gewijd. Vrome objecten die bedoeld zijn voor devotioneel gebruik van individuen in een eenvoudige handeling, worden gezegend. Tenslotte is daar het recente gebruik van het Toevertrouwen van individuen en gemeenschappen die, of door een plechtige of door een eenvoudige handeling, geplaatst worden onder de bescherming van Maria. Zoals Aartsbisschop Bertone, de secretaris van de Congregatie voor de Geloofsleer, onlangs heeft uitgelegd, toevertrouwen erkent onze behoefte aan Gods hulp en is een smeekbede om de tussenkomst van Maria voor deze hulp.

In het geval van het Toevertrouwen van het Derde Millennium aan de Gezegende Maagd Maria, wil de Heilige Vader deze wereld van ruimte en tijd door Maria aan Jezus toewijden, door het Onbevlekte Hart aan het Heilig Hart. Het is dus zowel een daad van verering aan Jezus door Onze Lieve Vrouw, herkenbaar door hun soevereiniteit over het Derde Millennium, als een gebed dat de mens wil verbinden aan dat Koningschap en Koninginneschap.

Heet Doopsel: de fundamentele heiliging

Het essentiële en fundamentele "bestemmen voor God" van de mens is het Sacrament van het Doopsel. Door het Doopsel zijn we bevrijd van onderwerping aan de duivel en verbonden aan Christus. De Katechismus van de Katholieke Kerk zegt hierover:

KKK 1546: Christus, hogepriester en enige middelaar, heeft de kerk gemaakt "tot een koninklijk geslacht van priesters voor zijn God en Vader" (Apok. 1,6). Heel de gemeenschap van de gelovigen als zodanig is priesterlijk. De gelovigen oefenen het priesterschap dat hun door het doopsel verleend is, uit door middel van hun deelname, ieder volgens zijn eigen roeping, aan de zending van Christus, priester, profeet en koning. De gelovigen worden "gewijd tot een heilig priesterschap" door de sacramenten van het doopsel en het vormsel.

Dus, voor zover het de mens betreft is het Doopsel de basis waarop alle andere gebruiken van de term wijding begrepen moet worden. Zelfs ter zake van dingen, uitdrukkingen zoals "het doopsel van de klokken, als verwijzing naar de wijding van kerkklokken, brengt ons terug tot deze realiteit. Het Sacrament van het Vormsel wordt dan voor de Christen de verdieping en de bevestiging van hun doopwijding en stelt hen in staat de Gaven van de Heilige Geest (in hen gezaaid) uit te oefenen voor het welzijn van de Kerk.

Waarom Maria?

Een geheel logische vraag volgt dan. Als onze toewijding aan de Heer door ons doopsel de basis is, wat voor reden hebben we dan om onszelf toe te wijden aan de Gezegende Maagd Maria? Om dit te begrijpen is het noodzakelijk de speciale rol te begrijpen die Maria heeft in de mysteries van de Menswording en de Verlossing. Alles komt voort uit haar taak als Moeder van de Heiland, Hem gevend, dat alleen zij deed, de menselijke natuur waarin Hij stierf voor ons en wat het instrument was voor onze redding. Zijzelf was niet louter menselijke moederschap, maar voorbestemde volledige deelname in de Menswording en de Verlossing.De Katechismus vertelt ons:

KKK 501: Jezus is de enige Zoon van Maria. Maar het geestelijk moederschap van Maria strekt zich uit tot alle mensen die Hij is komen redden: "Zij baarde de Zoon, die God gemaakt heeft tot 'de eerstgeborene onder vele broeders' (Rom. 8,29), d.w.z. gelovigen, aan wier geboorte en vorming zij met moederlijke liefde meewerkt".

KKK 725: Tenslotte begint de heilige Geest door Maria de mensen, als "het voorwerp van de welwillende liefde van God," tot gemeenschap met Christus te brengen. De eersten die Hem ontvangen, zijn altijd de nederigen: de herders, de wijzen, Simeon en Hanna, het bruidspaar in Kana en de eerste leerlingen.

Vanaf het allereerste begin zagen de Kerkvaders in Maria de nieuwe Eva, de Moeder van al het Levende volgens de genade, zoals Eva hun moeder was volgens de natuur. Maria is de Nieuwe Vrouw, wiens totale gelovige en genadevolle volgzaamheid haar in staat stelde om perfect samen te werken met haar Zoon in de redding van de wereld.

KKK 968: Maar haar rol met betrekking tot de kerk en heel de mensheid gaat nog verder, "Zij heeft op heel bijzondere wijze meegewerkt aan het werk van de Verlosser door haar gehoorzaamheid, geloof, hoop en haar vurige liefde om het bovennatuurlijk leven van de ziel te herstellen. Daarom is zij, in de orde van de genade, onze moeder geworden".

KKK 969: "Dit moederschap nu van Maria in de orde van de genade duurt ononderbroken voort, vanaf de instemming die zij bij de boodschap in geloof gaf en waarin zij onder het kruis zonder aarzelen volhardde, tot aan de eeuwige bekroning van alle uitverkorenen. Want na in de hemel opgenomen te zijn heeft zij niet opgehouden deze heilbrengende taak uit te oefenen, maar door haar menigvuldige voorspraak blijft zij (...) voor ons de gaven van het eeuwig heil verwerven (...). Daarom wordt de heilige maagd Maria in de kerk aangeroepen met de titels voorspreekster, helpster, bijstand en middelares".

KKK 970: "Welnu, de moederlijke taak van Maria jegens de mensen stelt dit ene middelaarschap van Christus geenszins in de schaduw en maakt het daarom ook niet minder, maar het toont de kracht ervan. Immers, heel de heilbrengende invloed van de heilige Maagd op de mensen (...) vloeit voort uit de overvloed van Christus' verdiensten, steunt op zijn middelaarschap, is daarvan geheel afhankelijk en put daaruit al zijn kracht". "Geen enkel schepsel immers kan ooit met het mensgeworden Woord en de Verlosser op één lijn gesteld worden. Evenals echter zowel de bedienaren als het gelovige volk op verschillende manieren deel hebben aan het priesterschap van Christus en evenals de ene goedheid van God zich op verschillende manieren werkelijk onder de schepselen verspreidt, zo sluit ook het enige middelaarschap van de Verlosser verschillende vormen van medewerking niet uit bij de schepselen, die alle aan één en dezelfde bron deelhebben, maar wekt ze juist op".

De Kerk beweert echter ook nadrukkelijk dat de moederlijke rol van Maria in haar volle genade niet compleet is, voordat ieder lid van het Mystieke Lichaam, en het Lichaam als geheel, kont tot de gehele omvang van de volheid van de Christus (Ef. 4, 13).

KKK 829: "Terwijl de kerk in de allerheiligste Maagd de volmaaktheid reeds heeft bereikt, waardoor zij zonder vlek of rimpel is, streven de gelovigen er nog steeds naar de zonde te overwinnen en in heiligheid te groeien; daarom slaan zij hun ogen op naar Maria". in haar is de kerk reeds de volmaakt heilige.

KKK 972: Na over de kerk, haar oorsprong, zending en bestemming gesproken te hebben zouden wij niet beter kunnen besluiten dan door de blik op Maria te richten om in haar te aanschouwen wat de kerk is in haar mysterie, in haar "pelgrimstocht van het geloof" en wat zij in het vaderland zal zijn aan het einde van haar tocht, waar Maria, die de kerk vereert als Moeder van haar Heer en haar eigen moeder, op haar wacht "in de heerlijkheid van de allerheiligste en ondeelbare Drieëenheid", "in de gemeenschap van alle heiligen".

 

Evenals de Moeder van Jezus in de hemel, waar zij reeds met lichaam en ziel verheerlijkt is, het beeld en het begin is van de kerk zoals deze in de toekomst voltooid zal worden, zo is zij hier op aarde, totdat de dag des Heren komt, het lichtend teken van de vaste hoop en de vertroosting van het volk Gods op zijn pelgrimstocht.

De taak van Maria is natuurlijk een taak met en in Christus. Haar totale afhankelijkheid van Hem, en haar totale vertrouwen in Hem, is de reden dat we ons Christelijk leven en eeuwige bestemming veilig en wettig aan haar zorg mogen toevertrouwen.

KKK 964: De rol van Maria met betrekking tot de kerk is niet te scheiden van haar verbondenheid met Christus. Ze vloeit er direct uit voort. "Deze verbondenheid van Maria met haar Zoon in het heilswerk manifesteert zich vanaf het ogenblik van de maagdelijke ontvangenis van Christus tot aan zijn dood". Zij manifesteert zich in het bijzonder in het uur van zijn lijden:

Zo ging ook de heilige Maagd voort op haar pelgrimstocht van het geloof en zij volhardde trouw in de verbondenheid met haar Zoon tot onder het kruis. Daar stond zij, niet zonder Gods raadsbesluit, en leed ten diepste mee met haar eniggeboren Zoon en met haar moederhart nam zij deel aan zijn offer door liefdevol in te stemmen met het offer van het slachtoffer dat uit haar geboren was; tenslotte werd zij door dezelfde Jezus Christus, toen Hij stierf op het kruis, met deze woorden als moeder aan zijn leerling gegeven: "Vrouw, zie daar uw zoon" (Joh. 19,26-27).

Terug naar actueel nieuws

 

Samenstelling, vertaling en bewerking: © 2000, Stichting InterKerk, Poeldijk
Bron:
EWTN
20001008.01